Er is een Project Exchange Standard voor kwalitatieve data-analyse! … Een WAT???
Bij het organiseren van de internationale KWALON-conferentie van 2016 over de toekomst van analysesoftware had ik een droom: softwareontwikkelaars zo ver krijgen dat ze zouden gaan werken aan een uitwisselingsstandaard tussen hun software, ook wel bekend als: software-interoperabiliteit. De verschillende softwarepakketten die in omloop zijn, konden nooit met elkaar ‘praten’, wat het voor gebruikers onmogelijk maakte om tussen software te switchen of met een collega samen te werken die met een ander analyseprogramma werkt. En het lukte: tijdens de conferentie spraken acht vertegenwoordigers van dergelijke programma’s af aan zo’n standaard te gaan werken. Zie de video van de einddiscussie op onze website via de link hierboven.
Sindsdien hebben wij een groep gevormd die we Rotterdam Exchange Format Initiative (REFI) noemen, zijn we financiering gaan zoeken en komen we twee keer per jaar bij elkaar om aan de standaard te werken. Meestal in Rotterdam bij de Erasmus Universiteit, maar ook een keer in Montreal (Canada), waar we in maart 2018 het eerste product van de samenwerking lanceerden: de Codebook Exchange Standard. Was dat nog een proef, om te kijken of het zou lukken daadwerkelijk zo’n standaard met elkaar te formuleren, de Project Exchange Standard was het echte doel. En die hebben we op 18 maart 2019 in Rotterdam gelanceerd.
Wat doet die nieuwe standaard eigenlijk? Iedereen die een beetje bekend is met analysesoftware (QDA Software), weet dat je in een projectbestand je hele kwalitatieve onderzoeksproject opneemt, dat wil zeggen al je data maar bijvoorbeeld ook de literatuur die je gebruikt bij het onderzoek. In die software ga je vervolgens die literatuur en data bewerken, door ze te segmenteren en te coderen. Daarnaast houd je op allerlei plekken binnen die software je gedachten, overwegingen en handelingen bij (in memo’s en/of comments) en maak je allerlei overzichten van je gecodeerde data om de analyse verder te brengen.
De Project Exchange Standard die we binnen REFI hebben ontwikkeld, maakt het mogelijk om je hele project van de ene software naar de andere te migreren, via een bestand met de extensie: qdpx. Dat wil zeggen: al je gecodeerde datasegmenten, memo’s, comments en eventuele visualisaties over te brengen van het ene programma naar het andere. Dat mag met recht revolutionair genoemd worden, want het verdienmodel van de meeste pakketten was erop gericht gebruikers vooral binnen de eigen software te houden. Men importeerde wel vanuit andere pakketten, maar exporteerde niet (een enkele uitzondering daargelaten). Op 18 maart 2019 hadden ATLAS.ti, QDA Miner, Quirkos en Transana de Project Exchange Standard geïmplementeerd, NVivo (Windows) volgt in april, f4 analyse in mei en NVivo Mac in juni 2019. Aangezien de standaard vanaf nu openbaar is, kunnen andere softwareontwikkelaars deze ook gaan inbouwen in hun pakket. Houd de website van REFI in de gaten voor een update over welke pakketten nog meer de Project Exchange Standard hebben geïmplementeerd!
Wat heb je dan als onderzoeker aan deze Project Exchange Standard? Onder voorwaarde dat de gebruikte softwarepakketten de standaard hebben geïmplementeerd, kun je nu dus samenwerken met die collega uit Timboektoe die net een ander pakket gebruikt als jij. Of je kunt je oude projecten meenemen via het Project Exchange-bestand en later openen in een andere software, bijvoorbeeld omdat de organisatie waar je werkt, van software wisselt of jij van baan. Of je kunt gaan werken in je favoriete programma als je daarvoor een licentie bezit, ook al heeft je organisatie een andere software.
En we zijn nog niet klaar. Na de lancering gaan we verder met (inter)nationale digitale data-archieven om te kijken hoe je als onderzoeker je hele Project Exchange-bestand in het archief kunt deponeren in plaats van losse interviewtranscripten of andere databestanden, en of we kunnen voorkomen dat je per interviewtranscript een heel formulier aan metadata moet invullen. Als je je Project Exchange-bestand kunt deponeren, zou dat namelijk betekenen dat archieven het hele project ontvangen, inclusief bewerkingen en aantekeningen van de onderzoeker. Daarmee krijgen ze veel meer informatie dan voorheen, en dat biedt weer allerlei perspectieven richting transparantie en hergebruik van data(analyse). Ook zou dit betekenen dat projecten die via export vanuit de Project Exchange Standard zijn gedeponeerd, tot in lengte van dagen ook in andere softwarepakketten geopend kunnen worden zolang die de standaard hebben geïmplementeerd. Dat maakt het archiveren van een project veel duurzamer dan nu het geval is. Bovendien zou het een hele hoop werk schelen als we via een laag metadata boven op de Project Exchange Standard, dat projectbestand doorzoekbaar kunnen maken voor bezoekers van archieven, aangezien onderzoekers hun publiek gefinancierde onderzoekdata tegenwoordig moeten archiveren in een data-archief.
Voorts gaan we kijken hoe we roundtripping kunnen inbouwen. Dat wil zeggen dat als je je project exporteert uit software A en importeert naar software B om daar iets te doen met je data, je daarna ook weer terug kan naar software A met behoud van de originele elementen in je project. Bij iedere migratie kunnen er kleine zaken veranderen in je project, omdat pakketten zaken anders hebben geprogrammeerd dan wel niet over exact dezelfde functionaliteit beschikken (al lijkt dat soms op het eerste gezicht van wel). Een en ander hangt nog wel af van vervolgfinanciering, ook daar zijn we mee bezig.
Nieuwsgierig geworden? Kijk op de website van REFI voor details rond de groep en een update. Zie je zelf mogelijkheden om gebruik te maken van de Project Exchange Standard of heb je ideeën/meningen over de relevantie ervan? Laat het ons weten!
Jeanine Evers is directeur/eigenaar van Evers Research & training en voorzitter van de Rotterdam Exchange Format Initiative, een groep van analyse-software-ontwikkelaars en expert users/trainers en bestuurslid van KWALON. Ze is te bereiken op: kwalon@eversresearch.nl
Reacties zijn hier gesloten.