Op 10 september opent in Westland de expositie “Gedeelde Oogst, Verbonden Verhalen“, een participatieve tentoonstelling over landbouwerfgoed, de veranderende rol van rituelen en migratie. Eerder is de tentoonstelling al onderdeel geweest van de jaarlijkse bloesemzegening in een kerkje in het Belgische Haspengouw. Het samenstellen en exposeren van de tentoonstelling is onderdeel van Carolien Lubberhuizen’s promotieonderzoek naar aankomst-infrastructuren rondom arbeidsmigratie en landbouw in deze twee tuinbouwregio’s.
Tijdens het proces van het cureren van de tentoonstellingen dachten de samenstellers meer dan eens: ‘Help, hoe (en waarom?) doen we dit’? We zullen in deze blog eerst ingaan op de potentie van het co-creëren en cureren van een tentoonstelling als methodologie, interventie, en uitnodiging tot dialoog. Naast praktische tips voor het cureren van een tentoonstelling (zie figuur 1), volgen er enkele reflecties op het (co-creatieve) onderzoeksproces.
Co-creëren en cureren als creatieve methodologie
Creatieve, participatieve en actie-georiënteerde onderzoeksmethoden worden steeds vaker toegepast in kwalitatief onderzoek naar ongelijkheid of onrechtvaardigheid. Dit soort methoden kunnen een manier zijn om hiërarchische machtsrelaties, zowel in maatschappelijke context als tussen onderzoeker en participanten om te keren, en vanuit hier (kleine) vormen van transformaties in gang te zetten. Ook kunnen ze belichaamde, subjectieve en intieme ervaringen van onzichtbaar onrecht zichtbaar maken, zo stelt ook geografe Brickell (2023).
In ons eigen project wilden we zowel arbeidsmigranten als andere betrokkenen actief laten nadenken over alternatieve, duurzame en minder precaire vormen van samen werken en wonen in landbouwregio’s. Deze benadering is deels geïnspireerd op Puwar’s (2011) interventie Noise of the Past, in de kathedraal van Coventry, een belangrijke herdenkingsplek voor slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Hier stelde ze een installatie samen van geluiden, talen en visuele uitingen om de herdenking van oorlogsslachtoffers, waarin slachtoffers uit voormalige koloniën vaak worden vergeten, te onderbreken.
Op dezelfde manier proberen wij met de tentoonstelling vraagtekens te zetten bij de vanzelfsprekende en bijna geromantiseerde verhalen over agrarisch erfgoed, waarin arbeidsmigranten ondanks hun lange geschiedenis niet echt een plaats hebben. Concreter vormden de hierboven genoemde ceremoniële landbouwrituelen in Haspengouw en Westland een geschikte context om te interveniëren in dit landbouwerfgoed middels foto’s, stemmen, en interactieve objecten uit het dagelijks leven van arbeidsmigranten in de fruitteelt en glastuinbouw.
Mede door de gepolariseerde debatten over arbeidsmigratie aan de ene kant en in de landbouw aan de andere kant kozen we ervoor juist niet de gebaande paden van conflict te volgen, over uitbuiting bijvoorbeeld, maar vanuit iets dat gedeeld wordt. Zowel de co-creatie met arbeidsmigranten als de interactie van verschillende bezoekers op deze curatie zijn een belangrijk onderdeel geworden van het onderzoeksproces.
Figuur 1:
Reflecties
Werkt de tentoonstelling zoals we aanvankelijk bedoelde, als een vorm van kennis-in-wording (zie ook Bjerregaard, 2020), die bovendien blijft voortleven? Het wordt vooral duidelijk dat creatieve en participatieve onderzoeksmethoden vragen om reflectie op verschillende relaties; die tussen de onderzoeker(s) en participanten/co-creëerders; en die tussen de tentoonstelling en ‘het publiek.’
Wat betreft de eerste relatie werd tijdens dit proces duidelijk dat participatieve en creatieve methodes vertrouwen en verantwoordelijkheid vereisen, zeker voor het tentoonstellen van persoonlijke verhalen. Hieruit ontstaan ook ethische vraagstukken. Hoe zichtbaar wil je de onzichtbaarheid van arbeidsmigranten maken zonder dat dit risico’s voor hen meebrengt?
Dit leidde tot overwegingen over de haalbaarheid van co-creatie, omdat niet iedereen vertrouwd is met creatieve en participatieve middelen en daarbij de hoge mobiliteit van veel deelnemers een rol speelt. We besloten verschillende arbeidsmigranten te vragen een foto te maken van een dagelijks, voor hen belangrijk ‘ritueel’ op hun werk in de landbouw met hun mobiele telefoon, en deze met een korte uitleg in hun eigen taal op te sturen.
Vervolgens stelden wij de tentoonstelling samen door de foto’s te selecteren en de verhaallijn op te bouwen middels beeld, geluid, tekst en belangrijke objecten. Hoewel we de deelnemers eerst, vanwege privacy redenen, hadden gevraagd een foto te maken van een belangrijk moment of object, stuurden veel deelnemers toch een foto van henzelf en hun collega’s op. In plaats van het vasthouden aan de ethische bezwaren, zagen we dit als een betekenisvolle roep naar (visuele) erkenning van het zware, onzichtbare werk en het belang van de relaties met collega’s die in de velden opbloeien.
Desondanks vormde in Haspengouw de fysieke afwezigheid van seizoenarbeiders tijdens de viering en tentoonstelling een (ironische) uitdaging, die juist ter discussie werd gesteld. Hoewel audiovisueel materiaal de potentie heeft om hiërarchische verhoudingen in een onderzoeksproject om te draaien, beven de mensen die we in het middelpunt van de interventie wilden plaatsen enkel vertegenwoordigd middels hun foto’s, stemmen en objecten die wij, als onderzoekers, gecureerd hadden.
Wellicht was de kracht van deze curatoriële interventie sterker geweest als de tentoonstelling ook in samenwerking was ontwikkeld met de mensen die eraan hadden bijgedragen. Door hun afwezigheid verschoven de rollen en relaties tussen participant en publiek, daar het voornamelijk buurtbewoners en telers waren die met elkaar en de expo interacteerden. In die dialoog reageerden sommige telers toch weer defensief, anderen deelden herinneringen aan feestelijke etentjes waarmee ze samen met plukkers het einde van het oogstseizoen vierden. Andere bezoekers lieten briefjes achter in de plukzakken, waarin ze nieuwe perspectieven deelden op de appels uit de supermarkt. Maar het belangrijkste was de reactie van Elżbieta, die liet weten hoe bijzonder het was om aan anderen te kunnen tonen, ‘hoe zwaar het werk op het veld eigenlijk is‘.
Op 10 september 2023 in Westland is de maatschappelijke en politieke context anders, en zullen meer arbeidsmigranten zelf aanwezig kunnen zijn en hun stem laten horen. Wat er dan gebeurt qua interactie en kennis-in-wording moet uiteraard nog blijken, maar ook die onvoorspelbaarheid is inherent aan het maken van een tentoonstelling.
Referenties:
Brickell, Katherine. 2023. “Slow violence, over-indebtedness, and the politics of (in) visibility: Stories and creative practices in pandemic times.” Political Geography: 102842.
Bjerregaard, Peter. 2019. “Introduction: Exhibitions as research.” In Exhibitions as Research, 1-16. Routledge.
Puwar, Nirmal. 2011. “Noise of the past: Spatial interruptions of war, nation, and memory.” The Senses and Society 6(3): 325-345.
Wil je reageren? Je kunt je reactie onder de blog schrijven. Wil je ook een blog schrijven? Mail je idee naar i.c.vanliempt@uu.nl
Bio auteurs
Carolien Lubberhuizen is PhD kandidaat bij Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit Utrecht en bij Sociale en Culturele Antropologie aan de KU Leuven. Ze doet onderzoek naar arbeidsmigratie, landbouw en aankomst infrastructuren voor het HORIZON2020 project ReROOT.
Winona Boomkens heeft Culturele Antropologie gestudeerd aan de UvA, studeert momenteel Docent Beeldend aan ArtEZ in Arnhem, en maakte met Carolien de tentoonstelling Gedeelde Oogst, Verbonden Verhalen.
0 Comments