Bekentenis van een academische toerist

Marielle Zill

De gevolgen van onderzoek doen op een ‘over-onderzochte’ plek

Marielle Zill is sinds september 2015 als PhD-kandidaat verbonden aan het Departement van Sociale Geografie en Planologie aan de Universiteit Utrecht. Haar onderzoeksinteresses zijn: steden, diversiteit en processen van sociale en ruimtelijke uitsluiting.

 ‘Je speelt ook maar de toerist. Je weet niet wat je doet, je hebt geen plan. Ik hou niet van deze universiteitsmentaliteit, ze willen alleen maar nemen. Wat voor nut heeft nou al die theorie?’

Voor mijn promotieonderzoek ging ik in september 2016 terug naar mijn geboortestad Augsburg, Zuid-Duitsland, om onderzoek te doen naar het contact tussen asielzoekers en buurtbewoners. De aanleiding voor dit onderzoek was een ‘utopisch’ project: het Grandhotel Cosmopolis. Inderdaad een hotel, maar ook een asielzoekerscentrum, een café en een plek van kunst en cultuur. Wat een combinatie! Dat vond niet alleen ik, maar ook de media. Sinds de opening in 2013 waren niet alleen alle grote Duitse tv-zenders en nationale kranten te gast, maar ook National Geographic en de BBC. Een populaire plek dus. Dat deze aandacht invloed zou hebben op mijn onderzoek en de kwaliteit van de data, had ik niet verwacht.

Het Grandhotel Cosmopolis is een ‘over-onderzochte’ plek waarin veel onderzoekers, journalisten en andere ‘project’ontwikkelaars interesse tonen. Het fenomeen van ‘over-onderzoek’ en het gerelateerde ‘research fatigue’ zijn nauwelijks besproken in de literatuur, maar dat betekent niet dat het een ‘nieuw’ fenomeen is. Zo constateerde Linda Tuhiwai Smith (2013, p. 1): ‘From the vantage point of the colonized, (…) the term research is inextricably linked to European imperialism and colonialism. The word itself, “research”, is probably one of the dirtiest words in the indigenous world’s vocabulary.’

Er zijn meerdere redenen waarom sommige groepen, plekken of casestudies meer aandacht krijgen dan andere. Bereikbaarheid en de toegang tot plekken vormen een belangrijke reden. Deze bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn overigens niet alleen ruimtelijk van aard, maar ook institutioneel of sociaal. Denk hierbij aan de rol die humanitaire organisaties kunnen spelen. Als je geen toegang hebt, dan is je onderzoek niet mogelijk, want verborgen onderzoek is vanuit ethisch standpunt in de meeste gevallen niet te rechtvaardigen. Wetenschappers zijn dus op anderen aangewezen om hun onderzoek uit te voeren, ook al beweren ze graag het tegendeel.

Is ‘over-onderzoek’ erg? Je zou ook kunnen denken: hoe meer we over een plek weten, des te beter. Maar als we nadenken over de effecten van al die tientallen wetenschappers die graag data willen hebben, maar amper iets terug kunnen geven, begrijpen we het probleem beter. Wij, kwalitatieve onderzoekers, rechtvaardigen onze aanwezigheid vaak doordat we ‘mensen een stem willen geven’ of dat mensen iets aan een gesprek met ons zouden hebben. Dat is misschien in enkele gevallen ook zo, maar over het algemeen geldt dat niet. Laten we eerlijk zijn: wij zijn niet degenen die een beschadigde deur komen repareren. We zijn degenen die er een foto van maken en zeggen: ‘Oh wat erg.’ We tonen ons medeleven en vervolgens verandert er vaak bar weinig. ‘Over-onderzoek’ versterkt het gevoel dat onderzoek niet veel oplevert, met de consequentie dat sommige mensen niet meer aan onderzoek mee willen doen. Op die manier ontwikkelt zich ‘research fatigue’. Soms gaan mensen zelfs hun verhalen verkopen als reactie op deze ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld is vastgesteld voor het Shatila-vluchtelingenkamp in Libanon (Sukarieh & Tannock, 2012).

Aan het begin van mijn onderzoek in het Grandhotel Cosmopolis had ik niet door dat ik maar één van de velen was die ‘iets met vluchtelingen’ wilden doen, één van de tientallen ‘vragenstellers’ die langskwamen en weer gingen. Maar toen één van de oprichters van het project me al vrij snel na de start beschuldigde van academisch toerisme’, realiseerde ik me dat de conventionele manier van kwalitatief onderzoek doen hier niet werkte. Terugblikkend zie ik hiervan de gevolgen. Deze duiding vanuit het project had effect op hoe ik werd gezien door de andere ‘activisten’, die weinig vertrouwen hadden in onderzoek. Het meest concreet werd dit duidelijk toen ik potentiële respondenten wilde benaderen. Methodologische leerboeken raden aan om ‘gatekeepers’ te gebruiken, maar in het Grandhotel gold de regel: een vluchteling is geen product dat je zomaar aan anderen kunt overhandigen.

Wat betekent dit nu? Moeten we stoppen met onderzoek doen op plekken als deze? Het antwoord hierop is niet eenvoudig en zal voor elke context anders zijn. Maar overal geldt dat we ons niet alleen moeten afvragen wie ons kan helpen, maar ook hoe wij een bijdrage kunnen leveren.

Literatuur

Smith, L.T. (2013). Decolonizing methodologies: Research and indigenous peoples (2nd ed.). London: Zed Books.

Sukarieh, M., & Tannock, S. (2012). On the problem of over-researched communities: The case of the Shatila Palestinian Refugee camp in Lebanon. Sociology47(3), 494-508.

Wil je reageren? Of ook een blog schrijven? Mail je idee naar Ilse van Liempt (i.c.vanliempt@uu.nl).