Platform voor kwalitatief onderzoek

Het kwalitatieve cadeautje in de schoen

Anja van der Voort

Sinterklaas komt er weer aan. Een periode waarin ik altijd aan het denken word gezet. Niet over de Pietendiscussie, maar wel over het zetten van de schoen. Als kind in de begin jaren ’70 mocht ik gewoon altijd mijn schoen zetten, ‘Ga je gang’ zeiden mijn ouders, ‘wij weten niet wanneer Sinterklaas langskomt’. Ik stopte wortels in mijn schoen, zette er een glaasje water bij of deed er een mooie brief in voor de Sint. Iedere ochtend ging ik vol spanning naar beneden om te kijken of er wat in mijn schoen zat. Helaas, vaak (in mijn perspectief) stond de schoen er nog precies hetzelfde bij als de ochtend daarvoor en kon ik de wortel zelf opeten en de brief recyclen. Daartegenover stond, dat de paar keer dat er wél wat in mijn schoen zat het een groot feest was! De spanning van het niet zeker weten werd omgezet in een enorm feestelijk gevoel, de onzekerheidstolerantie werd beloond!

Shoe with carrots, for traditional Dutch holiday 'Sinterklaas'

Misschien heeft het zetten van de schoen bij mij een zaadje geplant voor het besef van het belang van onzekerheid. Als docent Methoden en Technieken roep ik in ieder geval al jaren: ‘studenten moeten meer onzekerheidstolerantie ontwikkelen!’ Op allerlei momenten in de opleiding vragen studenten om handvatten die niet alleen richting bieden, maar zelfs uitsluitsel geven. En dat is niet alleen zo bij ons instituut, ik hoor van collega’s van andere opleidingen vergelijkbare verhalen. Studenten willen het liefst exact weten wat je wel én niet moet leren voor het tentamen en krijgen graag een heel scala aan voorbeeldvragen. Al voordat het college wordt gegeven willen ze toegang tot de bijbehorende slides en ze vinden het ook nog heel fijn om te weten of het college wordt opgenomen zodat ze het nog na kunnen kijken. Begrijp me niet verkeerd, ik snap de behoefte. En de eerlijkheid gebied me te zeggen dat ik deze behoefte niet alleen opmerk bij studenten, maar ook bij mezelf en mede-onderzoekers. We willen als mens nu eenmaal graag houvast. Dat is te begrijpen als het om financiële problemen of de woningmarkt gaat, situaties waar de studenten van nu onherroepelijk mee te maken hebben. Maar, in sommige situaties kan je ook veel leren van een beetje onzekerheid. De vraag is dan ook wat het continu ingaan op onze behoefte aan het eind van de rit oplevert. Draagt een beetje onzekerheid in onderwijs of onderzoek niet bij aan onze ontwikkeling als student, professional en mens?

Kwalitatief onderzoek (en ook het doceren van kwalitatief onderzoek) geeft bij uitstek mooie voorbeelden van momenten waarop het tolereren van onzekerheid kan leiden tot nieuwe inzichten, verrassende ontdekkingen en het vergroten van de comfort zone. Iedereen die zich wel eens bezig heeft gehouden met kwalitatief onderzoek kan beamen dat de structuur veel flexibeler is dan die van veel kwantitatief onderzoek. In kwantitatief onderzoek streef je een lineair proces na (de vraag is of dat altijd gebeurt), waar bij je simpel gezegd je onderzoeksvraag formuleert, hypothesen opstelt, toetst en dan tot een antwoord komt. Kwalitatief onderzoek is veel meer gebaseerd op een iteratief proces waarin keuzes meestal niet eenduidig te maken zijn (en ja, ik besef dat dit allemaal erg kort door de bocht is geformuleerd).

Een eerste voorbeeldmoment waarin onzekerheid om de hoek komt kijken is het verzamelen van de data. Daar waar een survey eenmaal gemaakt, geen hele onverwachte bevindingen meer zal opleveren is dat bij kwalitatieve dataverzameling wel anders. De afgelopen jaren heb ik samen met collega’s veel interviews en focusgroepen afgenomen en die manier van data verzamelen is en blijft altijd spannend. Juist door onze ruime ervaring weten we dat geen enkel gesprek hetzelfde is en dat je nooit de zekerheid hebt dat iets goed verloopt. Zo ging ik met mijn goede collega Lisa Tessensohn een focusgroep afnemen bij kinderen in de naschoolse opvang. Deze keer kwam er van onze gespreksplanning niets terecht. De kinderen waren heel druk, deden niet of nauwelijks mee, bleven door de ruimte rennen en hun focus ging vooral naar onze mooie opnameapparatuur in plaats van het gesprek. We schrokken en waren echt even van de leg. We hebben het gesprek afgemaakt, de kinderen vonden het leuk, maar wij hadden geruststelling nodig van onze, gelukkig hele begripvolle collega’s van het project.

Deze ervaring leverde ons echter ook wat op. We leerden dat de setting van deze focusgroep niet goed werkte. Zo nodigde de ruimte door zijn extreme grootte enorm uit tot rennen, gaf de glazen wand zicht op een andere groep kinderen die aan het spelen was en was onze opnameapparatuur te flashy en te duidelijk in het zicht voor de kinderen. Daarnaast zaten er kinderen naast elkaar die in combinatie nogal druk waren. We veranderden de opname-apparatuur en spraken van tevoren met leerkrachten / pedagogisch medewerkers om een goede indeling van de kinderen te regelen. En wat we vooral weer meenamen uit dit gesprek is dat geen gesprek hetzelfde is en dat je het nooit van tevoren helemaal kunt dichttimmeren. Dataverzameling vraagt om flexibiliteit en onzekerheidstolerantie. Aspecten die uiteraard pas tot bloei kunnen komen als er tijd en geld is om ze toe te laten. Gelukkig liepen alle vervolggesprekken weer heel soepel.

De data-analyse van kwalitatief onderzoek is niets anders dan onzeker. Al jaren ben ik stiekem op zoek naar één perfecte manier van analyseren, maar iedere kwalitatief onderzoeker weet dat die niet bestaat. Iedere keer weer moet je het analyseproces ingaan met onzekerheid. Welke methode gaat bij onze vraag en de data passen? Bij ons instituut zijn de twee meest gebruikte kwalitatieve analysevormen contentanalyse (b.v. Hsieh en Shannon, 2005) en thematische analyse (zoals bijvoorbeeld de vormen beschreven in Braun en Clarke, 2019). De keuze tussen deze benaderingen is vaak al ingewikkeld, maar puntje bij paaltje is de keuze binnen de twee analysetechnieken wellicht nog moeilijker. Om kwantitatief onderzoekers even aan te spreken, de within-variantie is wellicht groter dan de between-variantie. In alle eerlijkheid heb ik nog nooit één bepaalde methode in zijn geheel kunnen toepassen op een dataset. Er was altijd wel weer iets wat niet paste bij de betreffende aanpak. Starten met line-for-line coding paste bijvoorbeeld niet omdat we eerst de grote lijnen eruit moesten pakken, de data waren dubbel gecodeerd in een eerder stadium door een andere onderzoeker (en dat paste niet bij ons framework), het inductieve aspect was toch wat minder inductief dan in oorsprong bedacht of, wetenschapsfilosofische uitgangspunten waren toch niet helemaal consistent. Het mooie van deze onzekerheid is echter dat, hoewel er geen perfecte manier is, je wel altijd weer op zoek gaat naar de bést passende manier. Je reflecteert continu op dat wat je inzet en waarom en probeert daar zo transparant mogelijk over te zijn. Ook dat wat uit je analyses naar voren komt is altijd weer een verrassing. Hoeveel thema’s, hoeveel categorieën, welke rode draad eruit komt, het is allemaal nog een open einde. Als methodoloog pleit ik dan eigenlijk ook voor een toolbox van specifieke technieken in plaats van vooraf uitgekauwde methoden, maar deze discussie is voor een later moment (op de World Conference of Qualitative Research in januari 2026).

Even terug naar mijn studenten. Ik gun het ze dat ze wat meer ruimte gaan krijgen voor onzekerheidstolerantie. Als het niet gaat om je levensonderhoud of andere essentiële zaken kan onzekerheid je echt iets bieden. Ik blijf studenten dan ook altijd een beetje uitdagen door in mijn onderwijs niet alles voor te kauwen. Mijn slides zijn niet hun slides, ik vertel niet in detail wat je wel en niet moet leren en ik geef niet altijd een antwoord op een vraag maar stel een wedervraag. Sorry studenten, ik weet dat jullie dat niet altijd leuk vinden. Met name onderwijs geven in de kwalitatieve methoden biedt de mogelijkheid om studenten te laten ervaren dat onzekerheid onlosmakelijk is verbonden met onderzoek. Zo bied ik studenten en collega’s (uiteraard) geen gedetailleerde structuur voor het coderen van interviews en schrijf ik niet voor wat de ratio moet zijn tussen quotes en eigen interpretatie of welke vragen ze exact moeten stellen in hun interviews. Hopelijk krijgen dan ook zij af en toe een heel mooi cadeautje in hun schoen!

Anja van der Voort is universitair hoofddocent en werkzaam bij de programma groep Onderzoeksmethoden en Statistiek van het instituut Pedagogische Wetenschappen. Zij is tevens redactielid van Kwalon.


Geef een reactie