Wanneer ik college geef, of bestuurders en beleidsmakers probeer te doordringen van het belang van etnografisch onderzoek, begin ik mijn verhaal steevast met de etnografen die mij inspireren in het doen van onderzoek. Mitch Duneier is één van die etnografen. Hij schetst dat ‘(…) etnografie draait om het met eigen ogen observeren van gemeenschapsleven. Het is een methode van sociaal onderzoek waarin de levens, het gedrag en opvattingen van mensen worden bestudeerd vanuit hun dagelijks leven’ (Duneier et al., 2014). Herbert Gans voegt daaraan toe: ‘Etnografie is een manier van kijken naar mensen en gemeenschappen gestoeld op het principe dat mensen het recht hebben te zijn wie ze zijn’ (Gans, 1982). In mijn onderzoek naar armoede probeer ik deze principes toe te passen door gebruik te maken van co-analyse.
De menselijke maat in onderzoek en beleid
In een samenleving waar sociaalmaatschappelijke tegenstellingen steeds groter worden, is het uitermate belangrijk om je als onderzoeker in te kunnen leven in ‘de ander’. Na voorbeelden van dramatisch falen van de overheid om kwetsbare mensen te helpen (bijvoorbeeld de toeslagenaffaire of het aardbevingsdossier), weerklinkt dit belang ook in politieke en bestuurlijke kringen. Hier wordt steeds luider geroepen om een terugkeer naar ‘de menselijke maat’ en het ‘burgerperspectief’ (Putters, 2022). Laat etnografie nou juist hieraan een belangrijke bijdrage kunnen leveren.
Tegelijkertijd leven we in een maatschappij waarin tijd een steeds kostbaarder goed lijkt te worden. Voor etnografen is dat een moeilijke uitdaging. Jezelf onderdompelen in een gemeenschap, onderdeel worden van een leefwereld, vertrouwen winnen van mensen die alle reden hebben om de wereld om hen heen te wantrouwen. Dat kost tijd en dus geld. Dit maakt dat écht etnografisch onderzoek relatief weinig voorkomt in de academische wereld, laat staan in de beleidswereld. Toch is etnografie wat mij betreft de krachtigste manier om de wereld door de ogen van anderen te begrijpen en via die weg te komen tot hard nodige politieke en maatschappelijke veranderingen.
Levens op de rand
Mijn proefschrift ‘Levens op de rand’ beslaat drie etnografische studies in verschillende achterstandsgebieden; Groningen stad, de Groninger Veenkoloniën en – voor een contrasterend sociaal-ruimtelijk perspectief – Calgary-Oost in Canada. Drie keer dompelde ik me onder in de leefwereld van mensen in armoede op deze plekken. Hiervoor zette ik tal van methoden in, waaronder: participerende observaties (het hart van elke etnografie), systematische observaties in openbare plekken, interviews, focusgroepen, fotografie en dus ook: co-analyse.
Onderdompelen in de leefwereld, BBQ-en in Calgary (links), iets betekenen voor de gemeenschap door te koken in voedselcentrum met dochtertje Hannah (rechts)
De kracht van co-analyseren
Etnografische analyses hebben als doel om alledaagse ervaringen en praktijken van mensen te begrijpen in een breder sociaalmaatschappelijk perspectief. Dit helpt om meer begrip te kweken voor keuzes en gedrag van kwetsbare groepen die op maatschappelijk niveau als ‘anders’ of ‘onwenselijk’ worden bestempeld. Een valkuil voor elke kwalitatief onderzoeker is om een onderzoeksvraag te beantwoorden volgens een te smal (vaak vooraf opgesteld) theoretisch kader. Het risico is dat ervaringen en keuzes van de onderzochte gemeenschap worden geplaatst in een context die niet, of slechts deels overlapt, met hun leefwereld. De keuzes en het gedrag van mensen kunnen alleen doorgrond worden wanneer we begrijpen vanuit welk sociaalmaatschappelijk perspectief die keuzes en gedrag tot stand komen. En wie beter om dit sociaalmaatschappelijke perspectief te duiden dan deelnemers zelf?
In elk van mijn etnografieën analyseerde ik de verzamelde observaties en verhalen samen met een aantal deelnemers. Soms deed ik dat één-op-één, soms in groepen. Zo hielp ik mezelf een handje om te komen tot een betekenisvolle en gegronde interpretatie van alles wat speelde in de dagelijkse levens van mijn deelnemers. Door te co-analyseren kon ik een diepere betekenis geven aan geobserveerde patronen die naadloos aansluit op het perspectief van de doelgroep. Daarbij heeft co-analyse de potentie om belangrijke maatschappelijke veranderingen en hervormingen teweeg te brengen wanneer de simpele, maar vaak vergeten vraag wordt gesteld ‘wat zou volgens jullie helpen of moeten veranderen?’. Mijn taak als etnograaf was om de inzichten uit de co-analyse te vertalen naar een krachtig en coherent verhaal; in de vorm van (wetenschappelijke) publicaties en rapporten, maar liever nog door rechtstreeks het gesprek aan te gaan met bestuurders en beleidsmakers.
In De Veenkoloniën leidde dit tot een nieuwe strategie om vaak onbereikbare groepen te betrekken in interventies tegen armoede. In Calgary proberen beleidsmakers de economische ontwikkeling van een achterstandswijk zo te hervormen dat arme mensen niet langer naar het rand van de wijk en de gemeenschap worden gedrukt. Goed uitgevoerd etnografisch onderzoek levert dus concrete aanknopingspunten op voor het hervormen van werkprocessen, beleid en wet- en regelgeving. Door gebruik te maken van co-analyse sluiten deze aanknopingspunten direct aan op de leefwereld van de mensen waarom het gaat. Precies waar de maatschappij naar snakt als je het mij vraagt.
Literatuur
Duneier, M., Kasinitz, P., & Murphy, A. (Eds.). (2014). The urban ethnography reader. Oxford: Oxford University Press.
Gans, H. J. (1982). Urban villagers. New York: Simon and Schuster.
Putters, K. (2022) De menselijke staat. Burgerperspectief als voorwaarde voor een toekomstbestendig sociaal contract. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Wil je reageren? Je kunt je reactie onder de blog schrijven. Wil je ook een blog schrijven? Mail je idee naar i.c.vanliempt@uu.nl
Bio auteur
Erik Meij (e.meij@sociaalplanbureaugroningen.nl) is sociaal geograaf en werkt als onderzoeker bij Sociaal Planbureau Groningen en Trendbureau Drenthe. Daarnaast is Erik verbonden aan het onderzoek van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (RuG) naar intergenerationele armoede in de Veenkoloniën. Zijn expertise ligt op het vlak van armoede(beleid), etnografie en participatief onderzoek.