Platform voor kwalitatief onderzoek

Tussen Onderzoeker en Pelgrim: Reflecties op Participatief Onderzoek en de Dramaturgie van de Camino de Santiago

Quintijn de Leng

In participatief onderzoek kan de verhouding van de onderzoeker tot de doelgroep complex zijn. Maar wat gebeurt er wanneer participeren betekent helemaal deel te worden van de groep? Hoe beïnvloedt dat je blik als onderzoeker, en wat doet dat met de bevindingen van het onderzoek?  

Op 1 Augustus 2024 verliet ik Saint-Jean-Pied-de-Port, in het zuiden van Frankrijk, te voet richting Santiago. Al snel kwam ik in een stroom wandelaars terecht die dezelfde richting opgingen. Het was meteen duidelijk dat een pelgrim op de Camino snel te herkennen is: we zien vaak een hoed, zonnebril, een onhandige rugzak met een Sint-Jacobsschelp bevestigd (echt of plastic), en natuurlijk wandelstokken en -schoenen. Mijn reden om hier te zijn was om te praten, te observeren, en om te ervaren, in een poging om te begrijpen waarom en hoe mensen een pelgrimstocht ondernemen, en zo onderweg betekenis wordt gegeven aan ‘pelgrim-zijn’.

De paden zijn vaak druk: het aantal pelgrims dat deze tocht aflegt is tussen 2003 en 2024 gegroeid van 74.000 naar ruim 499.000. Tegelijkertijd lopen de motivaties en beweegredenen van pelgrims om de route te lopen steeds breder uiteen. Mensen lopen niet langer alleen met religieuze doeleinden, de Camino wordt ook steeds vaker een sportprestatie, een toeristisch uitje of een reis met zelfreflectie als doel. Al deze beweegredenen komen met een eigen perspectief op wat pelgrim-zijn is en betekent (Lois Gonzalez, 2013). Echter, hoewel ik hier met veel anderen liep, waren er maar weinig met een onderzoeksproject in gedachten. Al doende vroeg ik mij af: Hoe beïnvloedt mijn positionaliteit als onderzoeker mijn eigen ervaringen met de Camino; en wat doet dat met mijn onderzoek en de kwaliteit van mijn data?

De dramaturgie van pelgrim-zijn

Al lopende door de frisse ochtendmist begon ik mij af te vragen of ik hier met een bepaalde bijbedoeling was gekomen. Was ik ook een pelgrim? Ik kwam hier immers niet alleen maar vanuit een intrinsieke motivatie; ik ben niet religieus en noch was ik van plan om de apostel te omhelzen aan het eind van de tocht (toegestaan, mits kort) of mijn kleding te verbranden op het strand van Fisterra (niet toegestaan).

Op mijn eerste avond in de herberg van Orisson werd er een gemeenschappelijk diner geserveerd. De traditie leert hier dat voor de eerste gang, iedereen om de beurt opstaat en vertelt waarom ze de tocht naar Santiago zijn gestart. Waar de één een nieuw hoofdstuk wilde openen en een oude wilde afsluiten, was de ander op zoek naar een digital detox. Er was ook een koppel dat hun eerste jaar samenzijn aan het vieren was. Ik vertelde enthousiast over mijn onderzoek. De eerste vraag die mij werd gesteld was: “Wat kwam eerst: het onderzoek of de Camino?”. Deze dualiteit deed mij afvragen: was het deceptie om een pelgrimstocht te doen met iets anders dan de tocht in gedachten, of kan ik mijn onderzoek doen en tegelijkertijd ook écht pelgrim zijn?

Dit spanningsveld tussen participeren en afstand houden slaat een parallel met de ervaring van authenticiteit binnen pelgrimstochten (zie bijvoorbeeld van der Beek, 2018) en de dramaturgische elementen die hierbij horen, en ook met bredere discussies over positionaliteit in participatief onderzoek. Betekent onderzoek doen dat er altijd een bepaalde afstand blijft bestaan en dat je nooit volledig deel kan zijn van de ‘authentieke’ participatie?

Berger (2015) bekijkt drie scenario’s die op dit vlak plaats kunnen vinden: allereerst kan de onderzoeker al van tevoren de ervaring van de participanten delen door hun gedeelde sociale positie, of kan dit juist helemaal níet ter sprake zijn als er juist géén gedeelde sociale positie is. Het derde scenario is dat de onderzoeker een transitie kan ondergaan waarin die gedurende het onderzoeksproces deel wordt van de groep, dat vooral tot een complexe en gelaagde relatie kan leiden tussen onderzoeker en doelgroep.

Welke effecten heeft dit op het onderzoek zelf? In mijn geval is er namelijk geen formele rite of passage om een pelgrim te worden; behalve wellicht het verrichten van de pelgrimstocht zelf. De gedeelde ervaring valt steeds meer samen des te verder de tocht gaat: we lopen hetzelfde pad, slapen in dezelfde herbergen en eten uit dezelfde pan. Maakt het dan uit als je dat doet vanuit een onderzoeksperspectief; als je dat bewust doet om binnen de normatieve kaders van de groep te vallen? Toch voelde ik dat naarmate de tocht vorderde dit minder bewust werd. Handelingen, gesprekken en ervaringen begonnen persoonlijk betekenis te dragen, verder dan het onderzoek.

Thuishoren

Na een tijd begonnen mijn bewuste dagelijkse handelingen van pelgrim-zijn een routine te worden. De pelgrims-dag begon vanzelfsprekend te worden, en ik voelde me thuis op de Camino. Mensen waren receptief, enthousiast zelfs, over mijn vragen die wat we als vanzelfsprekend zien net iets meer naar de voorgrond brengen. Steeds meer zag ik mijzelf in anderen en anderen zagen henzelf in mij. Zo’n verbinding leidt tot een basisniveau aan vertrouwen, en vertrouwen leidt tot goede gesprekken.

Zodoende interviewde ik vooral andere pelgrims terwijl we aan het lopen waren, als walk-along interview. Beiden actief bezig zijn met de tocht zorgt voor een gelijk speelveld en dat haalt veel van de oncomfortabele aspecten van een traditioneel sit down-interview weg. Des te verder ik kwam, werden de afleidingen op de route, zoals onderbroken worden door voorbijgangers (“Buen Camino”) en de weg zoeken net zo waardevol als de vragen die ik vooraf had voorbereid. Zo zou ik op een gegeven moment niet een diep gesprek over thuishoren, eenzaamheid en sociaal contact tijdens de reis hebben kunnen voeren als wij niet samen toevallig iemand tegenkwamen die weliswaar geen Engels noch Spaans sprak, maar toch met enthousiasme tegen ons wist over te brengen wie hij was en waarom hij de tocht liep.

Naarmate ik verder liep kreeg ik echter ook steeds vaker “Je weet wel wat ik bedoel” te horen. Blijkbaar werd ik steeds meer gezien als ‘echte’ pelgrim. Met als gevolg: geen buitenstaander meer zijn zorgt ervoor dat je steeds meer ervoor moet zorgen dat de participant met verbazing naar het alledaagse gaat kijken, omdat je zelf niet meer het excuus hebt dat je een buitenstaander bent en dat dat dus allemaal uitgelegd moet worden. Het klinkt ook logisch: als jij het weet, en als ík het weet, waarom hebben we het er dan over? Gesprekken werden minder expliciet, minder gericht op uitleg en meer op gedeeld begrip, persoonlijke verhalen, reflecties, herinneringen en gevoelens. Dat gedeelde begrip maakt de data rijker, maar ook soms ambigue, contextgevoelig en moeilijker om aan het einde, terug aan het bureau, te interpreteren.

Balans

De normatieve dramaturgie van onderzoeker zijn staat vaak haaks op die van pelgrim zijn. Dat betekent dat er van de ene rol concessies gedaan moeten worden om de andere in stand te houden. Voor mij betekende dat dat ik meer rustdagen moest nemen om afstand te nemen van de wandelpaden om te reflecteren op mijn onderzoek, mijn gedachten te structureren en ook om, wellicht meer dan andere pelgrims, mijn lichaam te laten bijkomen. Tot op het punt, en dit is blasfemie voor sommige pelgrims, dat ik sommige stukken van de route heb moeten overslaan om het project realistisch te houden.

Toen, afwijkend van die normatieve structuren van de Camino, voelde ik mij toch weer meer onderzoeker, en minder pelgrim. Dat kon soms ook wel aanvoelen als een klap: een halfuurtje een andere kant op, en de pelgrimstocht lijkt weg en vervangen door het ‘normale’ leven. En hoewel ik afstand kon nemen en weer terug kon gaan naar de kern van mijn onderzoek, merkte ik ook dat juist dan die diepere laag van verbinding met de plek en met de mensen lastig is om te behouden. De rol van onderzoeker liet ik nooit volledig los, maar de rijkste data kwam juist als de concessies de andere kant op gingen. Juist door mee te gaan in de participatie blijft het onderzoek niet vastzitten in het keurslijf van wat het oorspronkelijk zou moeten gaan zijn. Minder ‘perfecte’ onderzoeksomstandigheden, waar ruimte is om onderbroken te worden, spontane interessante momenten te volgen en om verbinding te maken in het moment leiden juist tot het omarmen van spontane kansen en nieuwe, creatieve richtingen.

Dus: wat gebeurt er wanneer participeren betekent helemaal deel te worden van de groep? Aan het begin van mijn veldwerk op de Camino werd de legitimiteit van mijn positionaliteit door verschillende pelgrims in twijfel getrokken doordat ik bezig was met mijn onderzoek. Gaandeweg maakte ik mij steeds meer de pelgrims-identiteit eigen, en hoewel ik nooit volledig loskwam van de haakse rol van onderzoeker-zijn, leidde de verschuiving tot diepere verbinding en rijkere gesprekken. Participatief onderzoek wordt sterker door het dichter bewegen tot de doelgroep, ook als dat betekent dat de oorspronkelijke onderzoeksopzet moet meebewegen.

Quintijn de Leng is onderzoeksmasterstudent Global Urban Transformations aan de Universiteit Utrecht en schrijft zijn scriptie over hoe identiteit ruimtelijk wordt gevormd door een samenspel van bewuste dramaturgie en geroutiniseerde performativiteit.

Bronnen:

Berger, R. (2015). Now I see it, now I don’t: Researcher’s position and reflexivity in qualitative research. Qualitative research15(2), 219-234.

Lois González, R. C. (2013). The Camino de Santiago and its contemporary renewal: Pilgrims, tourists and territorial identities. Culture and Religion, 14(1), 8–22.

Van der Beek, S. (2018). New pilgrim stories: Narratives, identities, authenticity. https://www.tilburguniversity.edu/sites/default/files/download/Samenvatting%20dissertatie%20Suzanne%20van%20der%20Beek_1.pdf


Geef een reactie